Professionele verlichtingstechniek en lichtregeling.

Professionele verlichtingstechniek en lichtbeheer: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

Alle video's van de tutorial Professionele verlichtingstechniek en lichtbegeleiding.

Voorwoord "Professionele verlichtingstechnologie en lichtbegeleiding"

Met een professionele flitsinstallatie worden de foto's niet per se beter. Maar in de hectische werkdag van een professionele fotograaf is efficiëntie ook van groot belang. Bij foto-opdrachten is er helaas niet altijd tijd om lang te experimenteren. Meestal wordt de prijs-kwaliteitverhouding bepaald binnen een vooraf gedefinieerde (en altijd te korte) tijdsperiode. De meeste fotografen rekenen hun werk immers per uur ("dagtarieven"). En de klanten verwachten natuurlijk een snelle en soepele productie. (Dat dit ten koste van creativiteit kan gaan, wordt slechts terloops opgemerkt) ...

Het is zeker nuttig om een verlichtingstechniek te hebben die betrouwbaar is en snel en eenvoudig kan worden ingezet en bediend bij het uitvoeren van foto-opdrachten!

• Wat is "de" juiste belichting?

• Waarom heeft een fotograaf überhaupt verlichtingstechnologie nodig?

• Welke lichtbronnen zijn geschikt voor professionele fotografie en hoe kan ik ze het beste gebruiken?

• Welke camerainstellingen zijn nodig?

• Zijn er flitsinstallaties die zowel binnen als buiten geschikt zijn?

• Welke fouten kunnen er optreden bij het gebruik van flitsinstallaties en hoe kan ik ze vermijden?

• Wat zijn de verschillen in lichtinstellingen tussen buiten en binnen?

• Waar moet ik op letten bij het kopen van flitsinstallaties?

• Aan welke eisen moeten professionele installaties voldoen?

• Welke installaties worden aanbevolen - en waarom?

Al deze vragen zullen in de loop van deze tutorial-reeks door mij worden toegelicht.

Hier is een overzicht van de verschillende hoofdstukken:

Deel 1 - Wat is "de" juiste belichting?

Deel 2 - Drie redenen waarom verlichtingstechnologie zou moeten worden gebruikt

Deel 3 - Lichtbronnen relevant voor professionele fotografie (?)

Deel 4 - Eisen aan professionele flitsinstallaties

Deel 5 - Flitsinstallaties voor binnen en buiten?

Deel 6 - Alternatieven?

Deel 7 - Camerainstellingen bij het werken met studio- en mobiele flitsinstallaties

Deel 8 - Praktische tips voor het omgaan met studio- en outdoor flitsinstallaties

Deel 9 - Professionele lichtbegeleiding binnen

Deel 10 - Professionele lichtbegeleiding buiten

Naast vele praktische tips over belichting en verlichting zal ik verschillende professionele flitsinstallaties introduceren. De nadruk zal liggen op "professionele" flitsinstallaties. "Elektronisch afval" van internet zal hier niet worden behandeld. Ik zal me concentreren op de apparaten waarmee ik gedurende 15 jaar als reclamefotograaf en lichttechniekdocent heb gewerkt, of die door andere professionele fotografen zijn aanbevolen als bijzonder geschikt voor professionele doeleinden.

Dit kan geen marktoverzicht worden; het was voor mij belangrijk om alleen te schrijven over technologie die ik persoonlijk ken. Het praktijkverslag zal daarom zeer subjectief en soms ook kritisch zijn. Ik wil jullie immers echt helpen bij het kiezen van geschikte flitsinstallaties (en niet alleen de technische gegevens van verschillende apparaten verzamelen, zoals meestal gebeurt).

Bij flitsinstallaties gaat het immers om investeringsbeslissingen die de komende twintig jaar of langer gelden. Het is daarom - zowel vanwege de aanschafprijs als vanwege de lange gebruiksduur - verstandig om precies te achterhalen welke installatie het beste voldoet aan de respectievelijke individuele eisen.

Tot slot worden verschillende lichtvormers vergeleken gepresenteerd. Zo kun je aan de hand van de lichtkarakteristieken zien welke lichtvormer geschikt is voor welk toepassingsgebied. Voorbeelden van professionele lichtbegeleidingen (van foto's die zowel binnen als buiten zijn gemaakt) zullen deze tutorial ten slotte afronden.

Afbeelding 0.1: Veel leesplezier en altijd "Goed licht" wensen u Jens Brüggemann, www.jensbrueggemann.de, in april 2013.

Professionele verlichtingstechniek en lichtbegeleiding: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto © 2013: Hodzic; Licht: Brüggemann).

1. Belichting en Verlichting

Om een foto "correct" te belichten, moet men eerst de helderheid van het onderwerp meten. Een combinatie van de waarden voor sluitertijd, diafragma en ISO-gevoeligheid resulteert dan in de "juiste" belichting. Tenzij het te donker is. Dan moet de fotograaf zorgen voor verlichting, zodat de camera voldoende helder kan belichten om het onderwerp goed weer te geven.

Afbeelding 1.1: Het menselijk oog past zich aan aan verschillende helderheden, daarom is het zelfs voor professionele fotografen moeilijk om de juiste belichting in te schatten. Zelfs in de handmatige modus vertrouwen professionals op de resultaten van de belichtingsautomaat die als informatie in de zoeker verschijnt en door de fotograaf wordt omgezet in een geschikte combinatie van sluitertijd, diafragma en ISO-gevoeligheid (meetsysteem voor continue meting).

Professionele verlichtingstechniek en lichtregie: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto © 2013: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)



Maar is dat echt zo eenvoudig? Werkt dit altijd zo soepel?

1.1 Wat is de "juiste" belichting?

Ten eerste is de vraag wat de "juiste" belichting is. Om dit te kunnen beantwoorden, moet eerst worden uitgelegd wat de verschillende belichtingsmeetmethoden zijn en waarom ze vaak tot verschillende resultaten leiden.

1.1.1 Belichtingsmeetmethoden: Licht- vs. Objectmeting

Men maakt onderscheid tussen licht- en objectmeting. Bij de lichtmeting wordt het daadwerkelijk aanwezige licht gemeten op de plaats die van belang is voor de foto, zoals bijvoorbeeld het gezicht, bij productfotografie het object, enzovoort. Hiervoor is een handbelichtingsmeter nodig.

Deze wordt (meestal) zo voor het object gehouden, dat de witte kap naar het standpunt van de fotograaf wijst tijdens het maken van de foto.

De tijd en ISO-gevoeligheid worden meestal door de fotograaf ingesteld, dus het resultaat van de meting is de diafragma. De combinatie van ingestelde tijd, ingestelde ISO-gevoeligheid en berekend diafragma levert dan een belichting op die een correct belichte afbeelding oplevert. Het moet echter worden opgemerkt dat de belichting correct is ten opzichte van de plaats waar de helderheid is gemeten.

Afbeelding 1.2: Deze belichtingsmeter van broncolor maakt niet alleen de meting van het aanwezige licht en de flitser mogelijk, maar maakt ook (draadloze) bediening van het flitssysteem mogelijk in stappen van 1/10 diafragma. Dit bespaart tijd bij het aanpassen. De meting van het aanwezige licht (tekst ambi voor Ambiente) heeft in dit voorbeeld (bij ingestelde ISO 100 en tijd 1/60 seconde) een diafragma van 4,0 ½ opgeleverd (dus 4,8).

Een belichtingsmeter meet de hoeveelheid licht van het daadwerkelijke aanwezige licht. Dit wordt lichtmeting genoemd. Dit is veel nauwkeuriger dan de meting van het weerkaatste licht (objectmeting), zoals de ingebouwde belichtingsmeters in de camera's dat doen. Hier kan er namelijk foutieve belichting optreden, bijvoorbeeld wanneer een heel licht of heel donker onderwerp wordt gefotografeerd. Deze verschillende reflecties worden door de in de camera ingebouwde belichtingsmeter ten onrechte geïnterpreteerd als verschillende helderheden. Een betere naam voor "objectmeting" zou dus zijn: reflectiemeting.

Professionele verlichtingstechniek en lichtbegeleiding: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto © 2013: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)

Afbeelding 1.3: De witte halve bol op de belichtingsmeter wordt een kap genoemd. Bij de meting wordt de belichtingsmeter normaal gesproken zo vastgehouden dat deze naar de fotograaf wijst. Er zijn echter uitzonderingen: bij tegenlicht en zijlicht houdt men hem het beste zo vast dat de kap naar de hoekpuntas wijst (dus in de richting die halverwege ligt tussen het standpunt van de fotograaf en de lichtrichting). Anders zou een correcte lichtmeting niet mogelijk zijn.

Professionele verlichtingstechniek en lichtsturing: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto ©: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)

De objectmeting daarentegen wordt uitgevoerd door de camera. Hiervoor wordt de ingebouwde belichtingsmeter van de camera gebruikt. Het principe hierbij is dat vlak voor de opname de helderheid van het onderwerp wordt gemeten door de ingebouwde belichtingsmeter, en wel vanuit het standpunt van de fotograaf (dus vanaf afstand).

Maar wat wordt er nu daadwerkelijk gemeten? De helderheid van het object dat gefotografeerd moet worden? Nee! Er wordt enkel de reflectie van het licht gemeten, dus wat er aan licht wordt weerkaatst van het object in de richting van de camera. Het is meteen duidelijk dat deze methode zeer foutgevoelig is, aangezien er onderwerpen zijn die bijvoorbeeld vanwege de kleuren veel licht reflecteren en andere die weinig licht reflecteren.

Hierbij maakt het ook niet uit of er volgens de matrix- (meervelds), spot- of integraalmethode wordt gewerkt. Het principe van het meten van het gereflecteerde licht is bij alle drie hetzelfde.

Afbeelding 1.4: Ik heb een wit vlak en een zwart vlak met behulp van de programmakeuze onder verder identieke omstandigheden (vooral bij absoluut identieke lichtomstandigheden) gefotografeerd. De in de camera ingebouwde belichtingsmeter heeft van beide een grijze vlak gemaakt. Dit komt doordat de belichtingsmeter is gekalibreerd op een gemiddelde grijswaarde (18% grijs). De objectmeting methode leidt tot foutieve resultaten wanneer de gemiddelde helderheid van het onderwerp niet overeenkomt met een 18% grijs.

Professionele verlichtingstechniek en lichtbegeleiding: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

Afbeelding 1.5: Als ik een handbelichtingsmeter had gebruikt (en dus de lichtmeetmethode had gebruikt), zou het resultaat zijn zoals hier getoond. Deze methode is duidelijk superieur aan de objectmeting methode, het is preciezer.

Om eerlijk te zijn, moet echter worden toegegeven dat in de veruit meeste gevallen de objectmeting methode tot bruikbare resultaten leidt. Motieven zoals familiefeesten, landschappen, menigten, enzovoort leiden in de gemiddelde som van alle helderheidswaarden in de meeste gevallen tot een gemiddelde grijswaarde. Toch zou de fotograaf de uitzonderingen moeten kunnen herkennen en dienovereenkomstig moeten handelen om tot bruikbare resultaten te komen.

Professionele verlichtingstechniek en lichtsturing: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

Afbeelding 1.6: Als je fotografeert met een van de cameramodi, kun je bij kritische onderwerpen (die vanwege hun reflectie-eigenschappen een te donkere of te lichte foto kunnen veroorzaken) met behulp van belichtingscompensatie (ook wel plus- of mincorrectie genoemd) toch tot optimale resultaten komen. Als er een risico bestaat dat het onderwerp te donker wordt weergegeven (bijvoorbeeld wanneer een blondharige vrouw in een witte jurk voor een witte muur staat), moet de belichtingscompensatie naar schatting op +2 worden ingesteld.

Datzelfde geldt voor foto's van een sneeuwpop op een met sneeuw bedekte weide. Als deze stralend wit moet overkomen op de foto's in plaats van vuilgrijs, moet de belichtingscompensatie ook op + staan. Anders is het echter wanneer je bijvoorbeeld een schoorsteenveger uit Zuid-Afrika voor een zwarte muur wilt fotograferen. Dan is een belichtingscompensatie van naar schatting -1 of -2 nodig, zodat de foto niet te licht wordt.

Professionele verlichtingstechniek en lichtsturing: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto ©: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)

Het voordeel van objectmeting (die eigenlijk beter reflectiemeting zou moeten heten) is het gemak voor de fotograaf bij het gebruik. Zonder extra moeite laat hij direct voor het fotograferen de meting over aan de ingebouwde lichtmeter in de camera. Hij hoeft zijn locatie niet te verlaten en verliest ook geen tijd. Ideaal voor pers- en sportfotografen of bij het fotograferen van verre objecten (bijvoorbeeld landschappen), waarbij het niet mogelijk is om het feitelijke licht direct op het te fotograferen object te meten.

Een fotograaf die bekend is met het probleem en proactief meedenkt (en dienovereenkomstig bij kritische onderwerpen corrigeert met behulp van belichtingscorrectie), kan ook met de objectmeting optimale resultaten behalen. Wie een handbelichtingsmeter heeft en de tijd neemt om deze te gebruiken, zal nauwkeurige resultaten krijgen en dienovereenkomstig correct belichte foto's opleveren.

De moeilijkheid bij het werken met de handbelichtingsmeter is echter dat de tijd tussen de lichtmeting en daadwerkelijke opname lang genoeg kan zijn om de lichtomstandigheden onmerkbaar, maar toch relevant te veranderen, zodat de gemeten waarden onder de nieuwe lichtomstandigheden al verouderd kunnen zijn. (Dit heeft natuurlijk alleen betrekking op het aanwezige licht; studioflitsers blijven doorgaans constant qua lichtopbrengst).

Afbeelding 1.7: Het menselijk oog past zich snel aan veranderende lichtomstandigheden aan. Helderheidsverschillen, mits ze niet abrupt zijn, kunnen daarom onopgemerkt blijven. De combinatie van wolken en wind zorgt (vooral ook aan zee) vaak voor voortdurend wisselende lichtomstandigheden. Wie daar probeert om volledig handmatig te fotograferen, zonder ingebouwde belichtingsautomatiek en zonder gebruik van een belichtingsmeter, is "verloren":

Professionele verlichtingstechniek en lichtbegeleiding: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)

Zelfs professionele fotografen kunnen de belichting niet eenvoudigweg inschatten op een manier waarbij alle foto's correct belicht zijn door de tijd, diafragma en ISO-instelling zomaar te kiezen. Zelfs professionals hebben een richtlijn nodig om hun instellingen te kiezen.

Het handmatig werken met de follow-focus betekent namelijk niet dat de fotograaf alle parameters schat, maar dat hij de combinatie van tijd, diafragma en ISO-waarde kiest zoals hij geschikt acht, zij het afgestemd op de meting van de (in-camera of externe) lichtmeter.

1.1.2 High key en Low key

Niet altijd leidt de vastgestelde "juiste" meting echter tot het gewenste doel. Er zijn namelijk genoeg voorbeelden waarbij we geen foto's willen die zijn gebaseerd op een gemiddelde helderheidswaarde. Wie wil er bijvoorbeeld foto's bekijken van een wintervakantie waarbij het besneeuwde landschap er vuil grijs uitziet? Of waar het pas gekochte zwarte vest er vaag uitziet op de foto?

Afbeelding 1.8: Wie vertrouwt op de ingebouwde lichtmeter bij dit motief, krijgt als resultaat een te donkere foto. Dergelijke foto's, waarbij de lichte gebieden duidelijk overheersen, worden high-key-opnamen genoemd.

Professionele verlichtingstechniek en lichtsturing: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)



Veel fotografen verwarren High key met "veel licht" en Low key met "weinig licht." Dat is fout! Het High-key- of Low-key-karakter van een foto is niet afhankelijk van de hoeveelheid aanwezig of gebruikte licht, maar alleen van de mate waarin over- of onderbelicht werd of hoe de kleuren of reflectie-eigenschappen van het gefotografeerde onderwerp en de afgebeelde omgeving waren.

Afbeelding 1.9: Bij deze Low-key-foto heb ik "erg veel" licht gebruikt, zodat ik het diafragma wijd open kon zetten om een zo groot mogelijke scherptedieptebereik te krijgen. "Veel licht" betekent hier: 1.200 wattseconden. Nikon D3X met 2,8/70-200mm Nikkor bij gebruikte brandpuntsafstand 200 mm. 1/160 seconde, diafragma 22, ISO 100.

Professionele verlichtingstechniek en lichtsturing: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)

Er zijn dus twee methoden om tot een High-key- of Low-key-foto te komen:

  1. door bewuste over- of onderbelichting of 2. wanneer het onderwerp voornamelijk bestaat uit lichte (of donkere) beeldelementen (en correct wordt belicht, bijvoorbeeld door meting van het licht met behulp van een handbelichtingsmeter).

    Soms leiden ook zeer lichte delen in het onderwerp (bijvoorbeeld lampen zoals autolampen die in de camera schijnen) ertoe dat de foto (vaak onbedoeld) onderbelicht wordt en dus een Low-key-foto wordt.

    Afbeelding 1.10: Deze opname is gemaakt bij fel tegenlicht op 21 oktober 2008, 's middags om 15:57 uur op Ibiza, bij stralende zonneschijn. Om de vormen van rotsen en lichaam opvallend te laten uitkomen, besloot ik het tegenlicht niet in helderheid aan te passen. Canon PowerShot G9 met 7,4-44,4 mm bij gebruikte brandpuntsafstand 7,4 mm. 1/6000 seconde, diafragma 8, ISO 80. Programma automatisch. Meervoudige meting.

    Professionele verlichtingstechniek en lichtregeling: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

    (Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)

1.1.3 De "Relativiteitstheorie" in de fotografie

Wat wij mensen hoogst subjectief als "veel licht" of "weinig licht" waarnemen, is kwantitatief niet vast te leggen. Er is geen "veel licht" of "weinig licht" in de fotografie, want het hangt ervan af,

  1. hoeveel licht wij
  2. hoe lang
  3. op een lichtgevoelig medium laten.

    De uitspraak "Er was veel licht aanwezig" is dus relatief. Het zegt niets over of de foto normaal, over- of onderbelicht is.

    In die zin kan het midden op een zomerdag zeer helder zijn - als de fotograaf dat wil, kan hij toch onderbelichte foto's maken. Op dezelfde manier kan men (door gebruik te maken van een statief en lange belichtingstijden of door het kiezen van een extreem hoge ISO-gevoeligheid) overbelichte foto's maken bij schemering. De fotograaf alleen (idealiter) beslist hoe de foto eruit zal zien.

1.1.4 De betekenis van de histogram

Al vaak ben ik tijdens mijn workshops door deelnemers apart genomen en gewezen op het feit dat de foto er al behoorlijk goed uitzag, maar dat de belichting nog gecorrigeerd moest worden omdat het histogram nog niet het ideale verloop heeft. Deze deelnemers klaagden dat de curve bijna uitsluitend pieken heeft in de lichte tinten. En dat zou op zijn minst suboptimaal zijn, zo niet volledig verkeerd.

Mijn opmerking om de opname te beoordelen aan de hand van de foto en niet op basis van het verloop van het histogram viel in dovemansoren: Nee, het histogram laat duidelijk zien dat de opname overbelicht is en dus verkeerd, beweerden de deelnemers. Maar ze hadden het mis. Alles was perfect gedaan, want er werd een blond model gefotografeerd in een witte blouse voor een witte muur. Het histogram moet dan de beschreven vorm vertonen. Een correctie zou er echter toe hebben geleid dat de blouse van het model er grijs uit zou zien; evenals de muur. En dat zou fout zijn geweest!

Niet weinig fotografen laten zich direct na de opname in plaats van de gemaakte foto liever het histogram ter controle tonen. Ze hopen eventuele belichtingsfouten in de foto te kunnen ontdekken aan de hand van het histogram.

Voor mij heeft het histogram geen enkele betekenis. Ik zie niets met behulp ervan wat ik niet ook zou zien aan de hand van de gemaakte foto. Niet alles wat technisch mogelijk is, hoeft zinvol te zijn ...! Geen enkele toegewijde fotograaf betrapt zich erop dat hij fotografeert met een van de motiefprogramma's (bijvoorbeeld "Portret" of "Landschap" of "Sport") - waarom dan vastklampen aan het histogram als de vermeende bron van de enige waarheid? Het histogram toont enkel de verdeling van de verschillende lichthoeveelheden in de foto. Het histogram toont het aandeel van de pixels met verschillende helderheid/kleur.

Het is een balkendiagram, want het toont zeer veel verschillende helderheidswaarden, van diepzwart tot helderwit. Omdat een foto meestal geen zuiver gelijkmatige kleurverlopen bevat, maar verschillende lichte en donkere gebieden met schaduwen en hooglichten, vertoont het histogram hoekige curven. Deze hoeken vormen de frequentieverdeling van een bepaalde helderheidswaarde. Vaak leidt het histogram tot verkeerde interpretaties bij onervaren gebruikers, bijvoorbeeld bij motieven met grote contrasten, bij ongebruikelijke kleurverdeling (zoals te vinden bij monochrome motieven) en bij high-key- en low-key-motieven.

Afbeelding 1.11: Hier is het histogram afgebeeld met vaak gepostuleerde "normale verdeling". De pieken zijn het grootst in het midden. Aan de randen zijn weinig pieken te vinden, wat betekent dat er in de afbeelding weinig gebieden zijn met extreme diepten en helderste lichten.

Professionele verlichtingstechniek en lichtregeling: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)

Niet weinig fotografen zijn pas tevreden als ze een foto hebben gemaakt die - wat betreft de frequentieverdeling van de helderheidswaarden - overeenkomt met het hier getoonde voorbeeld. Als het histogram deze vorm heeft die hier wordt getoond, wordt er ook gesproken van de "normale verdeling" van het histogram.

Bij een andere vorm van de curve wordt belichtingstechnisch gecorrigeerd totdat ongeveer deze vorm is bereikt. Het streven is een bijna "wiskundig berekende" (correcte) belichting uit te voeren. Maar wat hier ten onrechte als ideaal wordt nagestreefd, is het verkeerd begrepen geloof in de onfeilbaarheid (van de paus en) van de wiskunde.

Dat is fout!

Foto's zijn niet te berekenen. Het naleven van bijvoorbeeld een bepaalde curve van het histogram zegt helemaal niets over de kwaliteit van de foto!

Integendeel! Vaak zijn het juist de ongewone foto's die enthousiast maken, ook op belichtingstechnisch vlak. High-key- en low-key-foto's zijn onder andere populair bij fotografen omdat ze een alternatief vormen voor de (belichtingstechnische) eenheidsworst, voor de normaliteit.

Laten we echter eens kijken naar de histogrammen van een high-key- en low-key-foto:

Afbeelding 1.12: Een foto van twee zoenende blondines met een lichte huid moet belichtingstechnisch anders zijn dan die van twee zoenende zwarte meisjes. In het linker voorbeeld zijn de pieken in de lichte gebieden duidelijk te zien in het histogram, terwijl vice versa in het rechter voorbeeld de pieken plaatsvinden in de donkere gebieden.

Professionele verlichtingstechniek en lichtbeheer: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)

Conclusie

Het histogram geeft de fotograaf een schijnbaar wetenschappelijk gefundeerde beslissingshulp of de gemaakte foto correct belicht is. Wie het histogram zo interpreteert, zal keer op keer teleurgesteld worden door de resultaten. Het is beter om de foto als geheel te beoordelen en dan te beslissen of de gekozen belichting bij het motief past - of dat een andere belichting, over- of onderbelichting bijvoorbeeld, tot een beter resultaat zou leiden.

1.2 Diafragmastops

Om de hoeveelheid licht vergelijkbaar te maken, ook wanneer er wordt gesproken over verschillende belichtingsparameters, wordt er in de fotografische praktijk vaak gerekend in diafragmastops. Een diafragmastop meer betekent een verdubbeling van het licht (van de helderheid). Een diafragmastop minder betekent daarentegen halvering van het licht (van de helderheid).

De term "diafragmastop" komt van het diafragma in het objectief: Een opening van één stop betekent dat er twee keer zoveel licht door het objectief valt (onder dezelfde omstandigheden, dus bij constante tijd en gelijke ISO-waarde).

Ook bij de sluitertijd en de ISO-gevoeligheid kan worden gerekend in diafragmastops: Het verdubbelen van de sluitertijd, bijvoorbeeld van 1/60 seconde tot 1/30 seconde (2* 1/60 = 2/60 = 1/30), zorgt ervoor dat de foto twee keer zo helder wordt als daarvoor. En net zo geldt bij het verdubbelen van de ISO-gevoeligheid van 200 ISO naar 400 ISO, dat de sensor twee keer zo gevoelig reageert op het invallende licht en de foto twee keer zo helder wordt.

Let op: Licht voegt zich samen

Licht voegt zich samen. Dat weet iedereen die ooit eerst een lamp in zijn woonkamer heeft aangezet en daarna, toen het te donker leek, nog meer lampen heeft aangedaan. Een verdubbeling van de lichthoeveelheid (in termen van tijd of als verdubbeling door twee identieke lichtbronnen) veroorzaakt een verdubbeling van de helderheid (in ons geval: van de resulterende foto).

Afbeelding 1.13: Ook bij flitsinstallaties wordt gerekend in lichtwaarden. Deze flitsgenerator (broncolor Scoro) heeft drie lampenaansluitingen, waarvan de vermogens individueel ("asymmetrisch") kunnen worden ingesteld. Bij aansluiting 1 werd de waarde 9 ingesteld (als maximale waarde wordt meestal 10 gebruikt door de fabrikanten van flitsinstallaties). Daarmee zit hij 5 lichtwaarden boven aansluiting 2. En nog eens 3 boven aansluiting 1 (dus in totaal 8 lichtwaarden meer uitvoer dan aansluiting 1). Naast de weergave in lichtwaarden kan in het menu het vermogen worden weergegeven in joule (= wattseconden).

Ter referentie: 25 joule is 5 lichtwaarden lager dan 800 joule: 800 – 400 – 200 – 100 – 50 – 25. Elke halvering van het vermogen (hier: elke stap naar rechts) komt overeen met een lichtwaarde. De Scoro maakt het mogelijk om een maximaal vermogen van 1600 joule te gebruiken en een minimaal vermogen van 3,1 joule. Hiermee kan de fotograaf zowel productfoto's maken met veel lichtvermogen als portretfoto's met weinig scherptediepte met slechts heel weinig flitsvermogen. In dit verband wordt gesproken over het regelbereik van de flitsinstallatie. Deze generator kan worden teruggeregeld van 10 (1600 joule) tot 1 (3,1 joule). Het regelbereik omvat 9 lichtwaarden. Vanaf het maximale vermogen van 1600 joule kan het vermogen negen keer worden gehalveerd.

Professionele verlichtingstechniek en lichtsturing: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto ©: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)

Let op: Hoe groter het regelbereik van een flitsinstallatie is, hoe meer mogelijkheden de fotograaf heeft. 9-10 lichtwaarden regelbereik in professionele generator-flitsinstallaties zijn inmiddels de standaard. Bij compacte flitsinstallaties zijn 7 lichtwaarden regelbereik (bijvoorbeeld bij de Profoto D1) top. Normaal gesproken zijn 4-5 lichtwaarden regelbereik eerder standaard.

Bij aanschaf raad ik jullie aan om zeker te letten op een groot regelbereik van de flitsinstallatie, zodat er geen (technische) beperkingen opgelegd worden aan jullie creativiteit en jullie geen meerdere flitsinstallaties nodig hebben voor verschillende doeleinden! De volgende delen van deze tutorial zullen uitgebreid ingaan op de vereisten die belichtingstechnologie zou moeten hebben.

1.3 De interactie tussen tijd, diafragma en ISO-gevoeligheid

Om de volgende uitleg beter te kunnen begrijpen, worden eerst de gebruikelijke waarden (in hele lichtwaarden) van de drie belichtingsparameters sluitertijd, diafragma en ISO-gevoeligheid opgesomd:

Sluitertijd (in seconden)

8 - 4 - 2 - 1 - ½ - ¼ - 1/8 - 1/15 - 1/30 - 1/60 - 1/125 - 1/250 - 1/500 - 1/1000 - 1/2000 - 1/4000 - 1/8000

Een stap naar rechts betekent hier een afname van de lichthoeveelheid met een factor 2: Het licht dat op de sensor valt halveert, omdat de tijd die daarvoor beschikbaar is ook halveert.

Diafragma

1,0 - 1,4 - 2,0 - 2,8 - 4,0 - 5,6 - 8,0 - 11 - 16 - 22 - 32 - 45 - 64

Een stap naar rechts betekent hier een afname van de belichting met een factor 2: Het licht dat op de sensor valt halveert, omdat de opening (het diafragma) waar het licht doorheen valt, kleiner is geworden. En wel zoveel dat de lichthoeveelheid bij gelijke tijd wordt gehalveerd.

ISO-gevoeligheid

50 - 100 - 200 - 400 - 800 - 1600 - 3200 - 6400 - 12800 - 25600

Een stap naar rechts betekent hier een toename van de belichting met een factor 2: Het (gelijkblijvende) licht dat op de sensor valt, wordt dubbel zo sterk gewogen, omdat de gevoeligheid van de sensor is ingesteld op dubbele gevoeligheid.

Zoals we weten, levert de combinatie van deze drie parameters (sluitertijd, diafragmaopening en ISO-gevoeligheid) een bepaalde belichting op. Dat was al zo bij de eerste camera. En tot op heden is daar niets aan veranderd!

Afbeelding 1.14: Net als bij nieuwe digitale camera's werd bij oude modellen de belichting bepaald door de drie parameters sluitertijd, diafragmaopening en ISO-gevoeligheid (van de film).

Professionele verlichtingstechniek en lichtbegeleiding: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto ©: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)

Afbeelding 1.15: Deze foto, die met de Canon PowerShot G11 is genomen, werd als volgt belicht: 1/2000 seconde (sluitertijd), diafragmaopening 4,0, ISO-gevoeligheid 100.

Professionele verlichtingstechniek en lichtsturing: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto ©: Jens Brüggemann – www.jensbrueggemann.de)



De parameters 1/2000 seconde, diafragma 4,0, ISO 100 hebben bij de hierboven getoonde foto dus deze belichting opgeleverd. Er werd gewerkt met programma-automatiek, dus eigenlijk zou ik moeten schrijven dat de camera (na meting met de ingebouwde lichtmeter) deze waarden heeft gekozen (volgens een mij onbekend schema). Ik had als fotograaf kunnen ingrijpen, maar het ging bij het maken van deze opname van het Cortijo er alleen om het als locatie voor mijn workshops in het buitenland te documenteren.

Ik had echter ook een andere combinatie van parameters kunnen kiezen, bijvoorbeeld:

1/500 seconde, diafragma 8,0, ISO 100

of 1/125 seconde, diafragma 11, ISO 50

of 1/1000 seconde, diafragma 16, ISO 800.

Al deze combinaties (en nog veel meer) zouden leiden tot dezelfde helderheid van de foto. Alleen verschillen zouden te zien zijn in de verschillende beeldkwaliteit (als hogere ISO-waarden tot beeldruis leiden), in verschillende scherptediepte-uitbreidingen (als gevolg van verschillende diafragmawaarden) en in bewegings- en veegeffecten (bij verschillende sluitertijden). Op het eerste gezicht zouden de foto's echter identiek lijken, omdat deze verschillende combinaties allemaal leiden tot dezelfde beeldhelderheid.

Een ander voorbeeld: volgende parametercombinaties leiden tot dezelfde belichting (dezelfde helderheid van de foto):

1/125 seconde, diafragma 5,6, ISO 400

of 1/500 seconde, diafragma 4, ISO 800

of 1/8 seconde, diafragma 11, ISO 100

of 1/30 seconde, diafragma 8, ISO 200 of 1/30 seconde, diafragma 16, ISO 800 enz. Zoals nu gemakkelijk te begrijpen is, zijn er veel tijd-diafragma-ISO-combinaties die allemaal leiden tot dezelfde belichting (!). Maar omdat deze drie parameters ook andere effecten hebben op het beeldresultaat, is het niet altijd verstandig te vertrouwen op de combinatie die de camera aanbeveelt. Het is beter om te controleren welke parametersinstelling bijvoorbeeld om creatieve redenen raadzaam zou zijn.

Oefening:

Afbeelding 1.16: Vul de ontbrekende velden in de tabel in zodat telkens dezelfde belichting wordt bereikt.

TijdDiafragmaISO
Startcombinatie1/608400
Variatie 11/500?200
Variatie 2?2,8800
Variatie 31/411?
Variatie 41/305,6?
Variatie 51/1000?1600
Variatie 6?8100



Of jullie correct hebben gerekend, kunnen jullie hier controleren: www.jensbrueggemann.de/news.html (Post van 31.12.2012).

Afbeelding 1.17: Uiteindelijk heeft een fotograaf - qua belichtingstechniek gezien - slechts deze drie parameters: tijd, diafragma en ISO-gevoeligheid. Hun samenspel leidt tot een juiste of verkeerde belichting. Bovendien zijn ze ook nog essentiële factoren voor creatieve vormgeving. Met de keuze van de juiste sluitertijd kan men beweging bevriezen (bijvoorbeeld vliegende haren van een hardloper) of tonen (bijvoorbeeld stromend water van een bergbeek). Nikon D700 met 4.0/24-120mm Nikkor bij gebruikte brandpuntsafstand van 120 mm. 1/800 seconde, diafragma 7.1, ISO 200.

Professionele verlichtingstechniek en lichtsturing: Deel 1 - Wat is de juiste belichting?

(Foto ©: Jens Brüggemann - www.jensbrueggemann.de)

Puur gericht op de mogelijkheden van de camera hebben we met de drie parameters tijd, diafragma en ISO-gevoeligheid alles behandeld wat creatief invloed kan hebben op de belichting. Er is echter nog een vierde manier om de belichting te beïnvloeden, namelijk door bewust licht toe te voegen (of weg te nemen). Hiervoor verlaten we echter de camerakant en breiden ons creatieve potentieel uit met belichtingstechniek.

Fotografen breiden hun creatieve speelruimte uit door actief licht aan het onderwerp toe te voegen (of weg te nemen). Hierdoor wordt een vierde belichtingsparameter toegevoegd aan de drie: het actief toegevoegde (of weggenomen) licht. Voortaan heeft de fotograaf de volgende vier parameters om de helderheid van de afbeelding te regelen:

• Sluitertijd = Camera

• Diafragma = Camera

• ISO-gevoeligheid = Camera

• Aanvullende verlichting = Belichtingstechniek

Opmerking

Er zijn drie redenen voor het gebruik van belichtingstechniek: 1. praktische redenen, 2. technische redenen en 3. creatief-vormgevende redenen. Hier gaan we uitgebreid op in in het volgende deel van deze tutorial: Hoofdstuk 2: "Drie redenen waarom belichtingstechniek zou moeten worden gebruikt".