Adobe InDesign is niet alleen een eersteklas layout- en publicatietool, maar biedt ook krachtige functies voor het maken van vectorafbeeldingen rechtstreeks binnen het programma. Met de geïntegreerde tekenhulpmiddelen kun je vormen, lijnen en complexe afbeeldingen maken zonder te hoeven vertrouwen op externe toepassingen zoals Illustrator. In deze tutorial laat ik je stap voor stap zien hoe je vectorafbeeldingen maakt, bewerkt en naadloos integreert in je lay-outs in InDesign. Laten we beginnen en de creatieve mogelijkheden van InDesign volledig benutten!
De basisvorm van een vectorafbeelding maak je met een van de grafische kadergereedschappen - dus met het Rechthoek-, het Ellips- of het Polygon-gereedschap. Na het selecteren van een basisvorm (rechthoekig, rond of polygonaal) kun je in het besturingsvenster alvast een vul- en eventueel een lijnkleur instellen.
Sleep vervolgens de vorm met ingedrukte muisknop. Bij het slepen worden de afmetingen voor hoogte en breedte in een klein grijs veld rechts naast de resulterende vorm weergegeven. Met een klik in de gecreëerde vorm kun je de exacte afmetingen ook invoeren in een dialoogvenster dat wordt geopend. Dit is vooral handig bij een veelhoek, omdat hier naast breedte en hoogte ook het aantal zijden en de hoek van de stervorm kunnen worden ingesteld.
Je kunt ook eerst met het geselecteerde gereedschap op de pagina klikken om direct aan het begin instellingen in dit dialoogvenster te kunnen maken.
Met ingedrukte Shift-toets worden de hoogte en breedte van de vorm gelijk - dat wil zeggen vierkant, cirkel of regelmatige ster of veelhoek. Met ingedrukte Alt+Shift-toets ontstaat de vorm gelijkmatig vanuit het midden.
De dikte en kleur van de lijn en de lijnstijl stel je het snelst in het besturingsvenster in.
Met behulp van het Lijnbedieningspaneel (menu Window>Uitlijning of F10) kun je ook de uitlijning - buiten (omvat de vorm zonder deze te overlappen), centraal (de helft van de lijndikte overlapt de vorm, de andere helft omsluit deze) en binnen (de lijn overlapt de vorm in zijn geheel) instellen.
Als je met het selectiegereedschap naar een hoekpunt van het geselecteerde object beweegt, verandert deze in een gebogen dubbele pijl. Hiermee kun je het object rond zijn middelpunt draaien. Hoe verder je van het object verwijdert, hoe kleiner de hoek wordt waarin gedraaid wordt en hoe nauwkeuriger je de rotatie kunt uitvoeren. Met ingedrukte Shift-toets vindt de rotatie plaats in stappen van 45 graden. Als de hoek een exacte maat moet krijgen, kies dan in het menu Object de opdracht Transformeren>Draaien.
De transformatie zoals het roteren of schalen van een object gebeurt altijd vanuit het in het besturingsvenster gekozen referentiepunt.
Naast het gebruiken van kaderfiguren, kun je ook eigen vectorafbeeldingen maken vanuit lettertypen. Selecteer een willekeurige letter en converteer deze naar paden via het menu Teken (sneltoets Shift+Ctrl+O).
De letter krijgt vervolgens ankerpunten en kan als vectorafbeelding naar wens worden verplaatst, geschaald, ingekleurd of gedraaid.
Van standaardvormen zoals bijvoorbeeld een rechthoek kun je door hoekeffecten volledig nieuwe vormen ontwikkelen. Kies in het menu Object de optie Hoekopties.
Na het verbreken van de koppeling kun je de hoeken verschillende vormen toewijzen. Als je bijvoorbeeld voor twee diagonaal tegenoverliggende hoeken een afgeronde hoek met een hoge waarde kiest, ontstaat er een bladvormige vorm.
Als je een dergelijk ontworpen vorm vaker wilt gebruiken, kun je een objectstijl maken die alle gewenste eigenschappen zoals hoekoptie, vulkleur, lijn, effecten, etc. bevat. Als je de vorm als tekstvak wilt gebruiken, kun je ook een alineastijl toevoegen voor uniforme opmaak van de tekst.
Selecteer hiervoor het object, open het Objectstijlen-bedieningspaneel via het menu Window>Stijlen (Ctrl+F7), en klik op de knop Nieuwe stijl maken.
Open vervolgens de nieuw aangemaakte Objectstijl 1 met een dubbelklik en geef er een zinvolle naam aan. De aan het object toegepaste instellingen zijn hier al opgeslagen en kunnen verder worden aangepast of uitgebreid met effecten.
De basisattributen worden ingesteld voor het hele object, de effecten kunnen gedifferentieerd worden toegewezen voor object, lijn, vulling en tekst. Een nieuw gemaakt object krijgt nu met één klik de eigenschappen die zijn opgeslagen in de objectstijl.
Merk je een object aan met het Direct-selectie gereedschap (A), dan kun je het met de muis bij een anker punt vastpakken en dit met ingedrukte muis verslepen. Op die manier kan de vorm worden aangepast.
Ook dit aangepaste object kun je vervolgens nog extra bewerken via de hoekopties. Voor het bewerken van de anker punten staan uiteraard alle tools die zijn samengevoegd onder de pen, tot je beschikking om punten toe te voegen, te verwijderen en te converteren naar richtingspunten, waarmee een vorm naar wens aangepast kan worden.
Een handige hulp bij het bewerken van de knooppunten is ook de Pathfinder. Je opent deze via het menu Venster>Object en Lay-out.
De Pathfinder biedt onder andere de mogelijkheid om knooppunten op een contour een andere kenmerk te geven. Je kunt er bijvoorbeeld een eenvoudig knooppunt omzetten in een symmetrisch krommingspunt. Markeer hiervoor het desbetreffende anker punt met het Direct-selectie gereedschap (A) en klik vervolgens in de Pathfinder in het gedeelte Punt omzetten op de bijbehorende knop.
InDesign toont telkens een beschrijving in een kleine tooltip wanneer je er met de muis overheen gaat. Het punt krijgt nu handvatten als tangentiële processen, die je met de muis kunt trekken en verplaatsen en zo bochten kunt maken. Met een klik op Eenvoudig knooppunt kun je lelijke bochten eenvoudig weer terugzetten naar een punt.
De Pathfinder biedt daarnaast nog meer interessante mogelijkheden om complexe vectorafbeeldingen te construeren:
In de rij Pathfinder van het gelijknamige bedieningspaneel zijn knoppen te vinden waarmee je op verschillende manieren EEN nieuwe vorm kunt maken uit twee elkaar overlappende vormen. Hiervoor is altijd de voorwaarde dat beide vormen gemarkeerd moeten zijn met het Direct-selectie gereedschap (A) (zodat de anker punten van de contouren zichtbaar zijn).
Wil je bijvoorbeeld een tweede vorm toevoegen aan een al bestaande vorm (bijvoorbeeld een cirkel ergens aan vastplakken), positioneer dan eerst het object op de gewenste positie, markeer het dan met het Direct-selectie gereedschap (A) en klik ook met ingedrukte Shift-toets (meervoudige selectie) op het tweede object.
Na een klik op de knop Toevoegen van de Pathfinder versmelten de twee vormen tot één geheel.
Omgekeerd kun je met Aftrekken het gebied van een tweede vorm die de onderliggende vectorafbeelding overlapt, er als het ware uit snijden. Hierdoor is het mogelijk om met geringe inspanning complexe en toch symmetrische vormen te creëren.
Met Overeenkomst blijft enkel het overlappende deel van twee of meer vormen over. Verder kun je de Overlap uitsluiten of ook een object dat zich achteraan bevindt aftrekken van het daarboven liggende.
Wil je de twee eindpunten van een open pad weer met elkaar verbinden, markeer deze dan met het Direct-selectie gereedschap en klik op Pad verbinden in de Pathfinder. InDesign zal de twee anker punten dan naar elkaar toe leiden en verbinden tot één, zodat een gesloten vorm ontstaat.
Op deze manier kun je tal van grafische vormen maken.